De
roep om een zevende staatshervorming en zelfs om confederalisme klinkt steeds
luider in het Belgische politieke landschap. Voorstanders presenteren het als
een pragmatische volgende stap in een lange institutionele evolutie. Nochtans
verdient deze piste een kritische, rationele heroverweging. Niet omdat
hervormingen per definitie onwenselijk zijn, maar omdat confederalisme voor
België fundamenteel problematisch is – zowel juridisch als politiek.
Confederalisme
is geen verfijning van federalisme, maar iets wezenlijk anders. Het betreft een
samenwerkingsverband tussen volledig soevereine staten die via internationale
verdragen afspraken maken over beperkte, gemeenschappelijke belangen. De
centrale structuren ontlenen hun macht niet aan burgers, maar uitsluitend aan
de deelnemende staten. Wie dit model naar België wil transponeren, pleit dus
impliciet voor de voorafgaande onafhankelijkheid van de deelstaten. In die zin
is een “confederaal België” een contradictio in terminis.
Een
confederale staatsstructuur veronderstelt immers twee ingrijpende stappen:
eerst de ontbinding van de bestaande Belgische staat en grondwet, vervolgens
het afsluiten van een internationaal verdrag tussen de nieuw ontstane staten.
Dat proces staat gelijk aan een splitsing van het land. Het voorstellen van
confederalisme als een onschuldige institutionele bijsturing miskent deze
realiteit.
Vooraleer
men zulke verregaande stappen overweegt, dringt een andere, veel fundamentelere
oefening zich op: een grondige evaluatie van de zes staatshervormingen sinds
1970. Telkens werd meer autonomie verkocht als een middel tot efficiënter
bestuur, grotere beleidshelderheid en een overheid dichter bij de burger.
Vijftig jaar later is het legitiem te vragen in welke mate die beloftes zijn
ingelost.
Het
antwoord stemt weinig optimistisch. België kampt vandaag niet met een tekort
aan bevoegdheden, maar met een overdaad aan bestuursniveaus. Niet met een
gebrek aan autonomie, maar met versnippering van verantwoordelijkheid. En niet
met een democratisch tekort, maar met bestuurlijke ondoorzichtigheid. Voor
burgers is het vaak onduidelijk wie waarvoor bevoegd is, laat staan wie ter
verantwoording kan worden geroepen wanneer beleid faalt.
De
fundamentele voorafgaande vraag die moet gesteld worden is , wat is de
meerwaarde van de 6 staatshervormingen geweest voor de burger ?